logo
door Taco Hermans
 
 
 

Inleiding

Slechts zelden heeft een castelloloog het geluk een beschrijving te vinden van een niet meer bestaand kasteel. Een beschrijving die hem helpt de eventuele afbeeldingen van het kasteel of een opgraving op de juiste wijze te interpreteren en zo mogelijk te komen tot een globale reconstructie of zelfs een eenvoudige bouwgeschiedenis. In het geval van het voormalig huis te Rossum in Gelderland zijn wij zo gelukkig, althans zo schijnt het. Maar schijn bedriegt.

Het huis te Rossum

Tussen de stukken in het archief van de familie van Randwijck bevindt zich een beschrijving van het kasteel te Rossum van de hand van Adriana Francoise van Rossem (ca 1713-1776).(1) Het is een handschrift uit ca 1750, maar gebaseerd op oudere gegevens zoals blijkt uit de aanhef: ‘Tot narigt van dit gebouw [het kasteel, aut.], dient dit navolgende uyt oude geschrifte opregt aangeteekent’. Dat kan bijna niet meer stuk en we lezen nieuwsgierig verder. ‘Het gebouw bestond in 7 torens. Rontom van binnen was een ruyme plaats met een put en veel reegenbacken, een stal voor 25 paarden. Men konde rontom het huys over de muuren gaan om van de eene toorn tot den andere te kome. Alle met schietgaate soo in de muuren als de toorens en sommige met canonsgaaten soo in de muuren als de toorens. Het hadt een breede diepe graft. Daer buyten rontom een singel met een diepe graft. Daarop stonden bouhuys, stallingen voor ruyters, daar Marten van Rossem hem van diende. Daaronder het huys hoorden Rossem, Driel, Hesel, Veltdriel, met de hoge jurisdictie. Aangeteekent door Adriana Francoise van geboo[r]ten Baronnesse van Rossem als de laatsten van die naam en famillie’. Dat is niet mis: een kasteel met zeven torens en een binnenplaats met onder meer een stal voor 25 paarden! Geen wonder dat die Marten van Rossem zo beroemd is geworden.(2)

Afbeeldingen

Van het ‘kasteel’ te Rossum zijn drie vrij duidelijke afbeeldingen bekend, dat wil zeggen van de ruïne van het kasteel, want het is bij de strijd om het nabij gelegen Zaltbommel in 1599 nagenoeg verwoest. De afbeeldingen zijn een ets van Jan van de Velde jr uit 1616(3) (afb. 1) en twee gewassen pentekeningen uit het midden van de 17de eeuw (afb. 2 en 3). En wie s(4)chetst onze verbazing? De twee tekeningen zijn opmetingstekeningen met maten en al.
We pakken snel pen, papier en een rekenapparaat en gaan aan de slag, want de reconstructie lijkt naderbij. Maar dan blijkt de werkelijkheid toch altijd harder dan het dromenland waarin wij ons bevonden. Geen zeven torens, geen binnenplaats met een stal voor 25 paarden, geen plaats voor kanonnen. Nee, het kasteel te Rossum was slechts een eenvoudig rechthoekig huis van ca 26 x 13 meter, overwegend bestaande uit twee bouwlagen onder een zadeldak tussen topgevels. Dit laatste kon worden afgeleid van het huis in welstand zoals dat minuscuul is afgebeeld op het schilderij ‘Het beleg van Zaltbommel in 1574' (afb. 4).(5)

We hebben over één van de tekeningen een transparantje gelegd en geprobeerd op basis van de afbeel­dingen te komen tot een globale reconstructie (afb. 5 met link naar filmpje!).(6) Pas dan valt op dat het huis te Rossum veel weg had van het poortgebouw van het Maarten van Rossumhuis te Zaltbommel, gebouwd door de hiervoor genoemde Ma(a)rten.

Het kasteel te Rossum

Blijft de vraag welk kasteel Adriana beschrijft? Over de vroeg(st)e geschiedenis van (het kasteel te) Rossum is weinig bekend. De Van Rossem’s stammen wellicht af van de in de 12de eeuw genoemde Tetmarus ministerialis de Rothem.(7) De familie noemde zich ook in de 13de eeuw nog Van Rothem en pas in 1291 voor het eerst Van Rossem. De naam Van Rossem hoeft niet te zijn afgeleid van het dorp Rossum, omdat er bij Goch in Duitsland een hof Rothem ligt waar de Van Rossum’s ook bezittingen hadden.(8)
Rossem was een vrije heerlijkheid ‘en later leen ... van het huis van Vianen met een eigen leenkamer’.(9) Als eerste bezitter van het kasteel wordt door Van Schilfgaarde genoemd Gerard II van Rossum (komt voor van 1276-1287, H vóór 1291).(10) Het huis gaat in 1291 over op zijn zoon Gerard III en deze wordt er in 1340 mee beleend.(11) In 1430 is Johan V van Rossum eigenaar en hij verpandt het kasteel aan de heer van Culemborg in 1460. Zijn zoon Johan VI (H1512), de vader van Marten (1478-1555), maakte in 1495 het ‘huyss tot Rossem, mitten vurgeborcht ind vestenissen dairtoe behoerende’ tot open huis van hertog Karel van Gelre.(12) ‘Vestenissen’ zijn versterkingen, vededigings- of vestingwerken. In 1511 ging Rossum over op de zoon van Johan, Johan VII (ca. 1490-1568). Op dat moment is het kasteel al een leen van Vianen.
In 1524 is het kasteel getroffen door een brand, het resultaat van een treffen tussen de Bossenaren en de Van Rossem’s. Johan besloot daarop in Zaltbommel te gaan wonen en bouwde daar een nieuw huis aan de zuidzijde van de stad nabij de stadsmuur.(13) Het kasteel zou echter weer zijn hersteld en ‘sterker ... gemaakt dan het voorheen was’.(14) Het verval zette blijkbaar weer snel in want in 1560 werd het kasteel (gedeeltelijk?) gesloopt.(15) Kort voor 1572 trouwde Sybilla van Rossem met Guido van Malsen en zij wilden, volgens Van Goelst Meijer, het kasteel herstellen.(16) Van Malsen ontbrak het blijkbaar aan geld, zodat hij in 1593 zijn bezit bezwaarde.
Er zijn nu twee opties denkbaar: het oude kasteel, of wat daar nog van restte, is in deze periode gesloopt en vervangen door een buitenhuis, of datgene wat restte van het oude kasteel is verbouwd tot buitenhuis. De architectuur van het hier ten tonele gevoerde huis is hiermee niet in tegenspraak. De (ver)bouw moet echter wel tussen 1560 en 1574 hebben plaatsgevonden, omdat het schilderij van het beleg van Zaltbommel in 1574 géén ruïneus, maar een, voor zover zichtbaar, gaaf huis weergeeft (afb. 4).

Geconcludeerd zou kunnen worden dat het kasteel dat Adriana Francoise van Rossem beschrijft wellicht mag worden geïdentificeerd met het kasteel dat in 1560 door Johan VII van Rossem is gesloopt.(17)

Tot slot

De ruïne is in 1740 gesloopt en in 1745 vervangen door een woonhuis voor de rentmeester, dat in de volksmond het ‘rentmeestersslot’ werd genoemd. In 1847 besloot de toenmalige heer van Rossum, G.A.J. baron van Randwijck (1805-1870), de woning inclusief de bijgebouwen - waaronder een koetshuis - te slopen en te vervangen voor een nieuw ruim buitenhuis en een nieuw koetshuis met koetsierswoning. Het nieuwe huis, Het Slot genoemd en bedoeld als zomerhuis, is door de genieofficier en ingenieur Van Randwijck zelf ontworpen aan de hand van een Engels voorbeeldboekje (18)in de Engelse neogotische, naar de Tudorstijl neigende bouwstijl. In dit huis is nu het gemeentehuis van de gemeente Rossum gehuisvest. Voor zover na te gaan zijn in dit huis geen resten van voorgangers opgenomen, dit in tegenstelling tot wat wordt beweerd door A. van den Brandeler als zou het slot ‘op de fundamenten [staan] van het vroegere werkelijke slot van Maarten van Rossum’.(10) Of er nog resten van het kasteel en/of het buitenhuis in de bodem van het voormalig kasteeleiland aanwezig zijn is niet bekend. Van Goelst Meijer vermeldt wel de aanwezigheid - onder de grond - van één van de vroegere putten, even ten noorden van het huidige koetshuis.(20)

Nijmegen, mei 1997

Gepubliceerd in: Castellogica III(1997)1.

 

Noten

1. Rijksarchief in Gelderland (RAG), Archief Familie Van Randwijck, inv.nr 777.

2. Voor de duidelijkheid dient hier vermeld te worden dat Marten nooit heer van Rossum is geweest. Dit was zijn broer Johan. Marten was onder meer heer van Poederoijen.

3. Collectie Gemeentemusea Arnhem, inv.nr GM 13.259. Van deze ets bestaat ook een natekening, die hier buiten beschouwing wordt gelaten

4. RAG, Archief Familie Van Randwijck, inv.nr TK 37.

5. Collectie Maarten van Rossummuseum te Zaltbommel.

6. Het is heel verleidelijk om in het afgebeelde huis twee bouwfasen te zien, waarbij het linker deel dan ouder zou zijn en wellicht een woontoren herbergt. Dit laatste moet echter worden toegeschreven aan de obsessie van de auteur voor woontorens. Ir J. Kamphuis opperde het idee dat het linker deel van het gebouw wellicht een poortgebouw is geweest, gelet op de plint en het terugliggende deel van de gevel daarboven, waar een poortdoorgang gedacht kan worden. Vergelijk bijvoorbeeld de ingangspartij van het kasteel Maurick te Vught.

7. J.M. van Winter, Ministerialiteit en ridderschap in Gelre en Zutphen, Arnhem 1962, blz. 260.

8. A.P. van Schilfgaarde, 'Het adellijke geslacht van Rossem', in: De Nederlandsche Leeuw 70(1953) kol. 134.

9. H.M. Werner, 'De Cannenborch', in: Geldersche Volksalmanak 1881, blz. 134.

10. Van Schilfgaarde a.w. (noot 8), kol. 135.

11. Ibid., kol. 136.

12. I.A. Nijhoff, Gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van Gelderland, ..., deel VI,  Arnhem 1859, nr. 143.

13. M. Witteveen-Jansen, Van het Kerkplein naar de Waterstraat, Zaltbommel 1995, blz. 18.

14. A.F. van Goelst Meijer, Het Slot te Rossum, z.p. z.j. [1972], blz. 7.

15. Volgens Vermeulen werd het kasteel gesloopt, volgens Van Goelst Meijer a.w. (noot 14) blz. 7 slechts gedeeltelijk. Zie: F.A.J. Vermeulen, De Bommelerwaard, 's-Gravenhage 1932, blz. 158.

16. Van Goelst Meijer a.w. (noot 14), blz. 8.

17. Vermeld dient te worden dat Adriana voortkomt uit een tak die zich al in ca. 1405 afsplitst van die van de heren van Rossem. Drs M. Witteveen-Jansen is van mening dat de beschrijving die Adriana geeft in de loop der eeuwen aan betrouwbaarheid heeft ingeboet ten gunste van een romantisch beeld dat van generatie op generatie meer en meer terrein heeft gewonnen. Volgens haar is de familie Van Rossem weliswaar een oude familie, maar ontbrak het ze aan voldoende financiële middelen om een dergelijk groot kasteel te bouwen.

18. H.W.M. van der Wyck, De Nederlandse buitenplaats, Alphen aan den Rijn 1982, blz. 71.

19. A. van den Brandeler-van den Brandeler, 'Herinneringen aan Rossum', in: De Woonstede (1982)53, blz. 28.

20. Van Goelst Meijer a.w. (noot 9), blz. 9-10.