logo
door Taco Hermans
 
 
TERUG NAAR WOONTORENS
 
 
 
 
 
 
 

Woontoren(s) in Nederland

Een woontoren is, zo wordt algemeen aangenomen, het kleinste type kasteel. Een definitie ontbreekt, maar hij bestaat – alweer algemeen aangenomen – uit een vierkant of rechthoekig bouwvolume van globaal 8 x 8 tot 12 x 12 meter en staat solitair. De toren is meer hoog dan breed of lang met per bouwlaag één, niet onderverdeelde ruimte. De bouw van de woontoren ligt globaal tussen 1225 en 1450.

Kloppen deze aannames nu? Naar mijn mening niet, noch morfologisch noch castellologisch. De solitaire toren als bouwwerk komt al ver voor 1225 voor, bijvoorbeeld op de motte of als vroege burcht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Kessel (midden 11de eeuw) of Ooy bij Nijmegen (11de of 12de eeuw). Ook komen ze nog na 1450 voor, bijvoorbeeld in de vorm van de spijkers rondom Arnhem (het Spijkerkwartier daar is genoemd naar het Geldersch Spijker), niet te verwarren met de spiekers voor de opslag van graan.
Dan is er nog het verschil tussen de hoogte en de plattegrondmaat. Zowel de Walenburg (ca 1250) als Loevestein (ca 1330) zijn ontstaan uit een ‘toren’ van één bouwlaag boven een kruipruimte. Hierbij was de breedte en/of lengte groter dan de hoogte. Zijn dit dan geen woontorens en is de Walenburg dat dan wel geworden na de verhoging rond 1300?
En dan dat solitair staan. Kasteel het Oude Loo bij Apeldoorn en de Rode Toren te Heteren bestonden beide in oorsprong uit een vierkante toren op de hoek van een vierkant ommuurd terrein met diagonaal daar tegenover een poortgebouw. Die toren lijkt dan het enige stenen woongebouw, maar dan géén woontoren?

Het hiervoor beschreven type is ook in zichzelf niet consistent: er is een groot verschil tussen bijvoorbeeld het kasteel Duurstede (ca 1250), dat alle elementen van bewoonbaarheid in zich heeft en muren van ruim twee meter dik, en de ongeveer gelijktijdig gebouwde torentjes langs de Langbroekerwetering, die deze elementen ontberen en muren hebben van nauwelijks één meter dik. Mogen beide soorten torens statussymbolen zijn, de laatste zijn dat alleen maar. Zij dienen geen andere functie. Duurstede ligt op een strategische plaats, de torens langs de Langbroekerwetering doen dat niet, zij zijn niet meer dan buitenplaatsen avant la lettre met maar één doel: statusverhoging of –bevestiging. Er viel daar niets te verdedigen of ‘strategisch te zijn’.
Datzelfde lijkt ook te gelden voor de torentjes rondom Rotterdam. Een groot deel daarvan is rond 1351 gesloopt tijdens de Hoekse en Kabeljauwse Twisten en daarna niet meer herbouwd, terwijl een kasteel als Brederode, overigens geen woontoren, in dezelfde tijd alleen is belegerd en deels beschadigd, maar waarnaar de eigenaar al kort na de verzoening weer terug kon keren en in al zijn functies en rechten werd hersteld. De positie van dat kasteel en die persoon was te belangrijk om geheel te verdwijnen en dat gold niet voor de onbeduidende torentjes met hun ‘kleine’ heren rond Rotterdam.
De toren als symbool, al dan niet gekoppeld aan macht, drong blijkbaar ook door tot de (laat)middeleeuwse mens. Wordt een kasteel over het algemeen als ‘huys’ in een belening of oorkonde vermeld, wanneer er een woontoren staat dan wordt deze ineens apart vermeld, bijvoorbeeld ‘huys ende den toorn’ (Onsenoort 1388), ‘sinen toern’ (Lunenburg 1391) of ‘den ouden toerne’ (Rhoon 1394). Daarmee werd de toren toentertijd dus verbijzonderd.

Los van dit alles speelt de tijdsspanne een rol. Terugkijkend stellen we wel dat de torens zijn gebouwd tussen globaal 1225 en 1450, maar dan hebben we het wel over ruim twee eeuwen. Bedenk wat er de afgelopen twee eeuwen is veranderd en het zal duidelijk zijn dat we niet alle torens uit die periode over één kam mogen scheren. Een voorbeeld: het kasteel Onsenoort en het kasteel van Loon op Zand zijn twee rechthoekige torens die aan het eind van de 14de eeuw worden gebouwd met muren van rond de twee meter dik, in een tijd dat de muurdikte van de torens alleen maar terugloopt. Het hoe en waarom dient nog te worden onderzocht.
Al een aantal jaren probeert de auteur grip te krijgen op de weerbarstige materie van de woontorens. Het onderzoek tracht een beeld te schetsen van de verschillende soorten woontorens, want ‘de woontoren’, die bestaat niet.

Gepubliceerd in: Kasteelkatern 9(2007) nr 21, blz. 8-9.